Passende beoordeling zwijgt in alle talen over hoogovenslakken

 

Voor de vooroeverversterking [o.a. met staal- en fosforslakken] van de dijken langs de Ooster- en Westerschelde, heeft RWS vergunning gekregen van Gedeputeerde Staten van de Provincie Zeeland. De vergunning is mede verleend op de door RWS opgestelde “passende beoordeling”.
Dit werkstuk dateert (al) uit 2008 en luistert naar de titel: Passende Beoordeling Steenbestortingen Vooroeververdediging Oosterschelde Locaties Schelphoek, Cauwersinaag en Zuidhoek.
De woorden staalslakken, fosforslakken en/of hoogovenslakken worden echter niet genoemd in de passende beoordeling. Men spreekt van "lading" en "materiaal" als het gaat over het te gebruiken opvulmateriaal. Ook wordt gesproken over "het type materiaal dat door de aannemer wordt ingezet". Of: "met steenachtig materiaal. Hier bovenop komt een erosiebestendige toplaag met granulaat variërend van 40 tot 200 mm". (...)
M.a.w. het is voor de leden van Gedeputeerde Staten onmogelijk geweest om hun oordeel over de effecten van het grootschalige gebruik van staal- en fosforslakken in onze Scheldewateren te baseren op de informatie in deze passende beoordeling (…)

Wellicht hebben GS zich laten inspireren door de bijgesloten rapporten van Intron  www.intron.nl en Bureau Waardenburg www.buwa.nl?

Eerstgenoemd instituut heeft in 1998 het rapport: “Monitoring Verdieping Westerschelde” in opdracht van RWS opgesteld n.a.v. milieuhygiënisch onderzoek in relatie tot de aanleg van de geulwandverdediging in het Gat van Ossenisse in de Westerschelde. De volgende grondstoffen werden onderzocht: breuksteen, fosforslakken en LD-staalslakken.
Opvallend zijn een paar zaken: in de eerste plaats richt het onderzoek zich op brak oppervlaktewater en in de tweede plaats wordt enkel naar uitloging en niet naar accumulatie in zeeorganismen gekeken. In het hele rapport wordt op geen enkele wijze verwezen naar effecten van genoemde grondstoffen op oesters, mosselen of andere bewoners van het zeemilieu (…)

Het rapport van Bureau Waardenburg getiteld “De sublitorale begroeiing van de geulwandverdediging bij Bath en in het Zuidergat in de Westerschelde in 1999” wordt gekenmerkt door het feit dat het hier om onderzoek in een gemeenschap gaat, die kan worden gekarakteriseerd als een typische brakwaterfauna (…)
In de conclusies van het rapport staat het volgende: “De begroeiing op staalslakken in het Zuidergat is qua soortensamenstelling vergelijkbaar, maar de bedekking met mosselen is sterk verhoogd. Door het ontbreken van een goede controle kan niet met zekerheid worden gezegd of dit het gevolg is van het gebruikte oeverbeschermingsmateriaal. Mogelijk is sprake van een kolonisatie-effect”.
Met andere woorden: men kan weinig zeggen over de middellange en lange termijnverwachtingen in relatie tot de begroeiing. Nu is het enkel giswerk.
In de conclusies wordt vervolgens verwezen naar het hoge Fluorgehalte van de gemonsterde oesters en daarover schrijft men: “Gezien het hoge Fluorgehalte van fosforslakken ligt hier mogelijk een oorzakelijk verband. Het lijkt daarom raadzaam om terughoudendheid te betrachten bij het gebruik van fosforslakken in geulwandverdedigingen (…)

En vervolgens op dezelfde pagina: “De oesters bevatten (extreem) hoge metaalconcentraties met name Cadmium, Zink, Nikkel, Lood en waarschijnlijk ook Chroom”. Echter: “Aangezien fosforslakken [in tegenstelling tot staalslakken] slechts een laag metaalgehalte hebben kan worden aangenomen dat de verhogingen in oesters veroorzaakt worden door vervuiling van de waterfase. De stand van zaken bij de mossel moet nog vergeleken worden met de literatuur (…)
Met andere woorden: het is aannemelijk dat de metaalconcentraties in de oesters afkomstig zijn uit het vervuilde Westerscheldewater, maar zeker weet men dat niet. Over de relatie tussen staalslakken en bio-accumulatie lezen we verder weinig en over potentiële gevolgen voor de mossel zwijgt het rapport, omdat men dat nog niet onderzocht heeft.

Men kan niet aan de indruk ontsnappen dat het tòch onwaarschijnlijk is dat GS op grond van bovenstaande drie werkstukken groen licht aan RWS heeft gegeven. Niets in de rapporten lijkt op maat te zijn onderzocht voor (bijvoorbeeld) de Oosterschelde!
Het doet denken aan chirurgen, die bij de voorbereiding op een zware operatie nog snel wat röntgenfoto’s van een min-of-meer vergelijkbare patiënt te voorschijn halen! Dit kan ècht niet! Dit kan beter! De Oosterschelde verdient onze blijvende aandacht!