Het toetsingskader van de Habitatrichtlijn

Cartoon Hans Verhoog

In het Europese natuurbeschermingsrecht staan twee richtlijnen centraal: de Vogelrichtlijn (VRL; richtlijn 79/409/EEG) uit 1979 en de Habitatrichtlijn (HRL; richtlijn 92/43/EEG) uit 1992. De grondslag van de richtlijnen wordt gevormd door 'Natura 2000'. Natura 2000 beoogt het duurzaam instandhouden van een samenhangend Europees ecologisch netwerk (behoud van biodiversiteit). Een aspect van Natura 2000 is de bescherming van belangrijke leefgebieden van (trek)vogels en van bedreigde en karakteristieke Europese habitats en habitats van soorten. Elke lidstaat dient de belangrijkste gebieden aan te wijzen en te beschermen, de zogeheten speciale beschermingszones (sbz's). Het beschermingsregime of toetsingskader is neergelegd in artikel 6 HRL en is met het inwerking treden van de HRL van toepassing op alle aangewezen sbz’s, dus habitat- én vogelgebieden. Een onderdeel van dit toetsingskader is de zogenaamde 'habitattoets' (artikel 6 lid 3 HRL).

In Nederland zijn 79 sbz's op grond van de VRL aangewezen (sbz-v's). In het oog springen met name omvangrijke (natte) gebieden als de Waddenzee en de aangrenzende Noordzeekustzone, het IJsselmeer, de Zeeuwse wateren en Voordelta, de uiterwaarden langs de grote rivieren, binnenlandse water-/moerasgebieden en de Veluwe. Op grond van de HRL zijn 141 sbz's aangemeld (sbz-h's); de formele aanwijzing van die gebieden zal naar verwachting binnen afzienbare tijd gebeuren. Tot de habitatgebieden behoren ondermeer de kustduinen, hoog- en laagveengebieden, het Waddengebied, de Zeeuwse Delta, grote bosgebieden (w.o. Veluwe, Drents-Friese Wold) en tal van kleinere gebieden. Voor een deel is er sprake van forse overlap van de sbz-v's en de sbz-h's.

Voor elke sbz is vastgelegd vanwege welke, vanuit Europees perspectief relevante, natuurlijke kenmerken het gebied beschermd dient te worden. Deze natuurwaarden worden aangeduid als de instandhoudingsdoelstellingen.

Lidstaten zijn verplicht om de richtlijnen in nationale wetgeving te implementeren. In Nederland is dit voor wat betreft het toetsingskader van artikel 6 HRL nog niet gebeurd. Wel ligt er een wetsvoorstel tot wijziging van de Natuurbeschermingswet (de Natuurbeschermingswet 1998) waarin de richtlijnverplichtingen zijn opgenomen. Bij de behandeling van het wetsvoorstel in de Tweede Kamer, in mei 2004, heeft het parlement de voorkeur uitgesproken om het beschermingsregime voor sbz's uit te voeren via een decentraal vergunningstelsel waarbij in de meeste gevallen gedeputeerde staten, en in sommige gevallen de minister van LNV, vergunningverlener zullen zijn.

In de praktijk bestond over enkele begrippen en de werking van artikel 6 HRL nog onduidelijkheid, bijvoorbeeld over het begrip 'passende beoordeling' en over de rechtstreekse werking van artikel 6 lid 2 en lid 3 HRL. In de tussentijd heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) als (voorlopig) standpunt ingenomen dat pas een 'passende beoordeling' in de zin van artikel 6 lid 3 hoeft te worden gemaakt indien voldoende aannemelijk is dat een plan of project significante gevolgen kan hebben voor het betreffende gebied

BRON